Afgelopen week publiceerde Fantasyboeken.org een column van Rianne Werring, met als tagline: Reageer meer! Ik las het met veel interesse, omdat ik natuurlijk als schrijver van te recenseren boeken aan de andere kant van de tafel zit. Ik kan me haar uitgangspunt goed voorstellen; juist omdat recenseren zo subjectief is, zou je als recensent graag een reactie willen zien van de schrijver – wat die van de recensie denkt, welke stukken zij of hij gemist heeft in het boek, hoe de ervaring nog verrijkt kan worden. Ik snap helemaal wat ze bedoelt, want in dialoog met de schrijver kan de recensent nog veel dieper op een boek ingaan en gavere inzichten krijgen en delen met de rest van de wereld.
Ik moet echter toegeven dat ik over deze column een paar dagen heb moeten nadenken, want mijn eerste instinct is dat reageren op een recensie een ongelofelijke faux-pas is, vooral als hij een erg ‘meh’ gevoel geeft. Moet je nu echt gaan protesteren als iemand je visie niet ziet… of erger nog, niet snapt? Als er gecommuniceerd wordt, en het bericht niet doorkomt, is dat dan de ‘schuld’ van de zender of van de ontvanger? Had je dan niet als schrijver beter moeten communiceren? Of moet je het gewoon laten gaan? Als schrijver heb je absoluut geen controle over wat voor gevoelens de lezer bij je verhaal krijgt; of de associaties die het opwekt.
Dit heb ik al gemerkt tijdens de verhalen die ik schreef voor Fantastels: in het juryrapport van mijn eerste inzending in 2011 werd er door het ene juryrapport opgemerkt dat de relatie tussen de twee broers geforceerd aanvoelde en dat hun dialogen ietwat houterig waren, en het andere jurylid genoot van de dialogen en hoe Logan en Jamie echt als broers aandeden. Dit was in hetzelfde juryrapport! Uitgaande van precies hetzelfde materiaal, werden dezelfde zinnen op compleet verschillende manieren geïnterpreteerd. Hier kan je als schrijver zo weinig aan doen.
Met de recensies voor Stof en Schitteringen heb ik tot dusverre geluk gehad, maar zelfs hier merkte ik dat sommige dingen wat polariserend werkten: het drugsgebruik van de personages werd door de ene recensente als ietwat afstotend ervaren, terwijl de ander het juist wel leuk vond omdat het ’t verhaal een wat rauwer randje geeft. En ik als schrijver? Ik moet lachen, want het gebruik van partydrugs in het verhaal is voor mij helemaal niet zo belangrijk, buiten het feit dat het een onderdeel is van de hedonistische in-het-nu-levende levenshouding die Joy en Valeria met elkaar delen en wat in eerste instantie de hoeksteen van hun vriendschap is. (De échte reden waarom de personages zo aan de drugs zitten? Dat is omdat ik 39 graden koorts had toen ik de first draft van het verhaal schreef. Dat is ook de reden waarom nevel je mond doet tintelen – dat was de trachitol die ik toen voor mijn ontstoken keel aan het slikken was. Ahem!)
Veel interessanter zijn de reacties die er komen op de verhouding tussen Joy en Seamon. Het kost me echt moeite om hier mijn mond niet over open te doen, want oh, ik heb hele uitgesproken ideeën bij deze relatie. Ik weet alleen niet of het aan mij is om hier iets over te zeggen, want weet je, op het moment dat je verhaal de wijde wereld in gaat – op het moment dat het gepubliceerd wordt… dan is het verhaal niet meer van jou.
Dan is het eigendom van de lezer, die zijn of haar eigen gevoelens en ideeën heeft over het verhaal, en die zijn net zo valide (of misschien nog wel meer) als wat jij erover kan zeggen. Je kan alleen maar hopen en bidden dat er weinig verloren is gegaan in de communicatie tussen jou en de lezer, en dat zij of hij snapt wat je bedoelt. Ik heb er afgelopen februari al over geblogd, want het is een heel interessant spanningsveld, tussen schrijver en lezer. Of tussen schrijver en recensent. Moet ik echt met je in discussie gaan? Wil je écht wel weten wat ik ervan vind? Is mijn mening over het verhaal meer valide dan die van jou?
Ik weet het niet.
Maar dat gezegd hebbende…. wil je écht weten wat ik denk over de relatie tussen Joy en Seamon? Kom dan maar op! 😀